“De disco bestaat niet meer”

Roodeschool voorbeeld voor dalend buurtvrijwilligerswerk

Er zijn op het platteland in Nederland steeds minder mensen die achter de bar staan bij buurtfeesten of buurtkrantjes bijhouden. Hoe is dit in het Noorden? “Twee, drie keer per jaar vrijwilligerswerk doen is voor de meeste mensen al te vaak”

Door Carleen de Jong en Egbert Minnema

Twee keer per uur rijdt er een trein Roodeschool binnen. Het is het eindpunt van de lijn, helemaal aan de rand van Groningen. De trein stopt tussen de weilanden, het spoor verdwijnt in een met hek omheinde lege vlakte. Roodeschool is een uitgerekt dorp waar een drukke, provinciale weg doorheen snijdt.

Aan die weg, aan de rand van het Roodeschool, ligt het dorpshuis; het kloppend hart van het dorp. Hier worden feestjes gehouden, spelen live bands en kunnen dorpsbewoners regelmatig klaverjassen. En als mensen iets voor het dorp willen betekenen, moeten ze hier zijn. Die vrijwilligers komen alleen steeds minder.

Volgens het CBS deed in 2015 ongeveer de helft van de Nederlanders vrijwilligerswerk. Dit kan betekenen dat ze bijvoorbeeld  één keer per jaar achter de bar staan bij een buurtfeest of wekelijks helpen een schooltuintje bij te houden. Tussen 2012 en 2014 zijn de cijfers stabiel. Maar wat opvalt is dat tussen 2014 en 2015 het percentage vrijwilligers op het platteland die dingen doen voor de buurt sterk is gedaald. In steden is dit aantal juist gelijk gebleven.

12819357_977329575680061_8516713935858145030_o

Volgens het CBS gaat vrijwilligerswerk voor de buurt om bijvoorbeeld het maken van een dorpskrant of het bijhouden van een dorpswebsite. Hier kunnen dorpsbewoners het laatste nieuws lezen, zien wat voor evenementen eraan komen of zich opgeven om als buurtvrijwilliger achter de bar te staan  bij een dorpsfeest.

Maar voor dit soort vrijwilligerswerk is dus steeds minder animo.  Gea Westerdijk van het bestuur van het dorpshuis in Roodeschool vertelt dat de interesse in dorpsactiviteiten de laatste jaren veel minder is geworden. “Toen ik jong was gingen we met z’n allen naar de disco, nu blijven mensen liever thuis op hun vrije avond,” zegt Westerdijk.

In het dorpshuis is een kleine bibliotheek waar mensen hun eigen boeken kunnen inleveren en er een andere voor mee terug kunnen nemen. En er is een peuterspeelzaal, die het goed doet want er zijn veel jonge gezinnen in het dorp. Verder is er een grote zaal die regelmatig wordt verhuurd. “De zaal is heel geschikt voor bruiloften en feesten, niet te groot, niet klein,” vertelt Westerdijk.

Alles wat geregeld wordt in het dorpshuis, zoals financiën, of contact met huurders, wordt door vrijwilligers gedaan. “We hebben een klein clubje vrijwilligers, maar vaak zeggen die op het laatste moment weer af,” zegt Westerdijk. En dan doet zij het werk maar weer, vertelt ze in het geluidsfragment hieronder.

Wie NL Doet volgt, ziet juist veel projecten met enthousiaste vrijwilligers. Dit twee dagen durende evenement wordt door het Oranje Fonds georganiseerd. Tijdens deze twee dagen worden jaarlijks vrijwillig veel klusjes geklaard.

Zo wordt er schoongemaakt, planten gepland, hekjes gebouwd en er worden activiteiten georganiseerd. Volgens NL Doet werden er in 2014 door het hele land 8600 vrijwillige klussen geklaard. En veel mensen zijn daar trots op.

Maar NL Doet wordt dus slechts één keer per jaar georganiseerd. De rest van het jaar wordt er minder actief voor de buurt gewerkt. Hoeven er in dorpjes zoals Roodeschool geen dorpskrantjes meer worden gemaakt of feestavonden worden georganiseerd? Is de daling in vrijwilligers voor de buurt ook op het Groningse platteland te zien? In bijvoorbeeld Roodeschool is dit dus zeker het geval, volgens Westerdijk.

Volgens directeur Joost van Alkemade van de Nederlandse Organisatie Vrijwilligerswerk (NOV) zijn hier verschillende oorzaken voor te noemen. Een generatiekloof bijvoorbeeld. “Ouderen zijn trouw aan specifieke organisaties en blijven er daarom lang bij betrokken. Bij jongeren gaat het vooral om het vrijwilligerswerk zélf, bijvoorbeeld het helpen van vluchtelingen. Bij welke organisatie dat dan is, maakt hen niet zoveel uit.”

Westerdijk, van het dorpshuis in Roodeschool, ziet ook dat steeds minder mensen loyaal zijn aan hun dorp. “Iedereen heeft nu een telefoon waarmee ze contact kunnen maken met anderen. Het is niet meer nodig om naar het dorpshuis te komen om mensen te ontmoeten,” vertelt ze.

“De mentaliteit van jongeren is anders dan vroeger. Wij gingen vroeger naar de disco om te dansen en te kletsen. De disco bestaat niet meer.” Volgens Westerdijk voelen jongeren zich niet meer verbonden met het dorp waar ze wonen.

Ook volgens onderzoeksbureau Motivaction gaat het niet goed met vrijwilligerswerk op het platteland. Jorrit Hoekstra, onderzoeker van Motivaction, denkt dat de dalende trend van vrijwilligerswerk op het platteland zal doorzetten.  Uit onderzoek van het bureau blijkt dat de participatiesamenleving uiteindelijk zal lijden onder het dalende aantal vrijwilligers.

Dit komt doordat de houding van mensen verandert. Motivaction verwacht dat mensen het steeds meer eens worden met de plannen van de overheid voor meer eigen verantwoordelijkheid. Dat betekent alleen niet dat deze mensen ook zelf een steentje willen bijdragen.

Motivaction ziet een stijging van mensen die geen zin hebben om op hun vrije zaterdagavond biertjes te tappen bij een buurtfeest. Volgens Hoekstra komt dit mede door de daling van het vertrouwen in de overheid op het platteland. “Ze staan vaak negatief tegenover maatschappelijke verplichtingen zoals vrijwilligerswerk.”

Er is dus een opkomst van mensen die voorstander zijn van zelfredzaamheid en alleen vrijwilligerswerk doen als ze er zelf wat aan hebben. Dit kan leiden tot minder dorpsgevoel. Dit is duidelijk zichtbaar in Roodeschool.

Deze slideshow vereist JavaScript.

Ook al is het dorpshuis de plek waar bijna alle activiteiten in Roodeschool plaatsvinden, erg centraal ligt het niet. Het dorp is zo lang, dat het al snel ver fietsen is naar het dorpshuis. “Het dorp hiernaast is gebouwd om een kerk heen, daar zie je dat er een hechtere gemeenschap is,” zegt Westerdijk. Zelfs het bestuur van de dorpsvereniging van Roodeschool kent niet iedereen die hier woont.

Westerdijk: “Voordat ik bij het dorpshuis begon, kende ik zelfs niemand aan deze kant van het dorp. Ik woon helemaal aan de andere kant.” Als dorpsbewoners elkaar niet kennen, gaan ze ook minder snel aan de slag voor die mensen. Als het om familie, vrienden en naaste buren die hulp nodig hebben gaat, is het een ander verhaal.

De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), die op 1 januari inging, wordt ook genoemd als mogelijke oorzaak van het dalende aantal buurtvrijwilligers op het platteland. Deze ingrijpende wet legt zorgtaken bij de gemeente neer, en stuurt aan op de zelfredzaamheid van de bevolking.  Zo wordt van hen verwacht dat ze meer hulp zoeken bij familie of buren.

Volgens dr. Louise Meijering  van de Rijksuniversiteit Groningen kan de WMO invloed hebben op vrijwilligerswerk voor de buurt. “Door WMO 2015 wordt meer beroep gedaan op mantelzorg. Mantelzorg is officieel geen vrijwilligerswerk, maar het wordt door mensen die dit moeten geven of krijgen eigenlijk wel zo gezien. Daardoor hebben ze minder tijd en energie voor andere soorten vrijwilligerswerk.”

Mark Molenaar van de NOV  is het hiermee eens. “Als mensen meer verantwoordelijkheid krijgen voor het eigen welzijn, en bijvoorbeeld de belasting van de mantelzorgers neemt toe, dan kan er minder tijd overblijven om vrijwilligerswerk te doen voor de buurt of de wijk.”

Joost van Alkemade, directeur van de NOV, noemt de relatie tussen de WMO en vrijwilligerswerk bijzonder. “Na een beleidswijziging duurt het normaal gesproken een paar jaar voordat het gedrag van mensen zich hierop aanpast. Dat er nu een dalende trend is, is opvallend te noemen.”

Gea Westerdijk van het dorpshuis in Roodeschool herkent de invloed van de WMO ook: “Wij hebben een tijd geleden ‘Veur mekaar’ (voor elkaar, red.) opgezet. Dat is een soort mantelzorg door meerdere vrijwilligers.”  Door de WMO zijn mensen veel meer op elkaar aangewezen en dat proberen ze op te vangen met ‘Veur Mekaar’.

Door de WMO komt volgens Westerdijk steeds meer op de mensen af. “Mensen zeggen: ‘ik wil niet in het bestuur, dan moet ik veel te veel weten.’” Daarnaast moeten bestuursleden weten hoe ze dingen moeten regelen. “Daar heeft ook niet iedereen de capaciteit voor.” Lid zijn van het bestuur van een dorpsvereniging is voor sommige mensen dus te ingewikkeld. Wetten zoals de WMO maken dit volgens Westerdijk niet makkelijker

Volunteer burnout noemen we dat,” vertelt Dirk Strijker. Hij is professor Plattelandsgeografie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Volgens hem organiseren vrijwilligers vaak lokale activiteiten als ze vinden dat de overheid het af laat weten. “Als dat om eenvoudige dingen gaat zoals schoonmaken of het bezoeken van vluchtelingen, houden mensen dat wel vol.” Maar het kan ook te ingewikkeld worden. “Dan raken ze de moed kwijt en houden ze ermee op.”

Ondertussen vindt in het dorpshuis in Roodeschool een populaire activiteit plaats. De bejaarden van Roodeschool hebben zich in de grote zaal verzameld voor een sessie ouderen gymnastiek. “Voor deze mensen is het een belangrijke manier om contact te houden,” vertelt Gea Westerdijk. Ondanks alles doen dit soort activiteiten voor mensen zonder mobieltjes het nog steeds erg goed.

 

 

 

 

Plaats een reactie